Voor ZZP en bedrijven kleiner dan 5 personen is de SCL niet verplicht. Maar misschien wil je toch graag dit inzicht geven aan de medewerkers of opdrachtgevers. ViA Chimera®2.0 biedt kleinere bedrijven en ZZP’ers een tool om voor de eigen organisatie én aan opdrachtgevers en hoofdaannemers de status op de veiligheidsladder aantoonbaar te maken.
Volgens de norm moet binnen 3 maanden na het verkrijgen van de opdracht certificatie gerealiseerd zijn, waarbij een eigen methode gebruikt mag worden. Daardoor kan meestal, waar certificatie vereist is, de certificatieafspraak gemaakt worden met de CI naar keuze, nadat de opdracht verkregen is.
Deze 0-meting in ViA Chimera®2.0 is de basis voor het verbeterprogramma en geeft aan welke trede op de ladder realistisch is voor eventuele certificering.
Dit wordt daarna gebruikt bij een eventuele audit door een Ladder Certificerende Instellingen (LCI). Zij bepalen het uiteindelijke niveau. ViA Chimera®2.0 kan daarmee ingezet worden om een eerste inventarisatie te maken.
Het traject van certificering kan gestart worden (of niet!) nadat je meer inzicht hebt in de ladderpositie van jouw bedrijf en een gegunde opdracht waarin certificatie vereist is.
Utiliteitsbouw regelgeving is van toepassing op alle bouwwerken die geen woonbestemming hebben. Denk aan bedrijven, scholen, winkels, restaurants en ziekenhuizen.
Vanaf januari 2025 worden bedrijven met meer dan 10 parkeerplaatsen verplicht om laadpalen te installeren. De wetgeving maakt hierbij onderscheid in het type bouw:
Nieuwbouw: Bij nieuwbouwprojecten is het verplicht om direct laadpalen te installeren. Dit biedt de kans om vanaf de start de juiste infrastructuur in te richten en naadloos te integreren in het ontwerp.
Renovatie: Bij grootschalige renovaties (waarbij meer dan 25 parkeerplaatsen betrokken zijn), geldt ook de verplichting om laadpalen te installeren of een voorbereidende infrastructuur aan te leggen.
Bestaande bouw: Voor bestaande gebouwen met meer dan 10 parkeerplaatsen is het verplicht om vanaf 2025 minimaal één laadpaal te installeren en voorbereidende maatregelen te nemen voor toekomstige uitbreiding.
Het Besluit infrastructuur alternatieve brandstoffen stelt de volgende eisen aan publiek toegankelijke oplaadpunten:
Meer informatie over laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen is te vinden op de website Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
Neem contact op met een erkend installateur over het plaatsen van laadpalen bij uw bedrijf.
Hijsbanden en rondstroppen komen van pas waar zware objecten en of een schadegevoelige lading verplaatst en getild moet worden. Denk hierbij aan de bouw of in de theaterwereld. Hijsbanden hebben een begin en eind, rondstroppen zijn eindloos.
Elke hijsband geproduceerd volgens de NEN-EN 1492-1 norm, en rondstrop volgens de NEN-EN 1492-2 norm, waarin onder andere staat aangegeven dat de banden een safety factor van 7 hebben. Hijsbanden hebben een label met een uniek certificaatnummer.
Hijsbanden zijn zware hijsmiddelen, vaak herkenbaar aan een felle kleur en een blauw label.
Hijsbanden en rondstroppen zijn in verschillende kunststofuitvoeringen verkrijgbaar.
Groen label staat voor Polyamide (PA), blauw label staat voor Polyester (PES) en bruin label staat voor Polypropyleen (PP). Hijsbanden en rondstroppen gemaakt van polyester (blauw label) komen het meeste voor. In de hijsband of rondstrop kan in de lengterichting ook nog een zwarte draad genaaid zijn. Deze draad staat voor 1 ton. Bij een hijsband of rondstrop van 3 ton zijn er drie zwarte draden in de lengterichting.
Hijsbanden moeten opgeslagen worden in een vorstvrije, schone, droge en goed geventileerde ruimte, afgeschermd van warmtebronnen, extreme temperaturen, regen en langdurig zonlicht (UV-straling). Bij reiniging van de hijsband mogen geen chemicaliën worden gebruikt. Hijsbanden die door gebruik of reiniging nat zijn geworden mogen alleen aan de lucht worden gedroogd en niet in de buurt van een warmtebron.
Afhankelijk van de aard van het gebruik moeten hijsbanden regelmatig en ten minste één keer per jaar door een deskundige (geautoriseerd persoon) te worden geïnspecteerd. De inspectierapporten worden opgeslagen, de laatste controle mag maximaal 12 maanden geleden zijn uitgevoerd, zichtbaar op het label. Na een visuele inspectie mag een sticker op de achterkant van het label geplakt worden.
Hijsbanden en rondstroppen worden uitsluitend visueel geïnspecteerd, aangezien er na beproeving geen indicatie is van de reststerkte of levensduur van de kunststof hijsband of rondstrop.
Ongevallen ontstaan meestal door een combinatie van factoren. Neem passende maatregelen om veiligheidsfactoren te verminderen, daardoor wordt de kans op een ongeval met de hijsmiddelen kleiner.
Tot slot: Laat laden en lossen over aan de transporteur, zij hebben hiervoor een training gevolgd.
Gebruik je voor je bedrijf een jonge elektrische bestelwagen die meer weegt dan 3.500 en maximaal 4.250 kilo, dan heb je vanaf 1 juli 2024 een rijbewijs C1 nodig om deze te besturen. Voorheen mocht je een elektrische bestelauto van dat gewicht rijden met rijbewijs B.
Is een zero-emissie bedrijfswagen die meer dan 3.500 kilo (tot maximaal 4.250 kilo) weegt gekocht vóór 1 oktober 2023, dan mag door een tijdelijke vrijstelling een zero-emissie bestelwagen tot en met 4.250 kilo besturen met het rijbewijs B in plaats van C1. Deze vrijstelling duurt tot 1 juli 2025.
Wordt er op de openbare weg gewerkt met een heftruck breder dan 1,30 meter of heeft de heftruck een aanhanger? Dan is voor deze heftruck een een (T-) rijbewijs nodig. TLN/verdieping T-rijbewijs.
Voor andere heftrucks moet de werkgever altijd al bewijzen dat de bestuurder een heftruck kan besturen. Dit kan o.a. met een vakbekwaamheidscertificaat.
Voor motorrijtuigen met een lage snelheid als straatveegmachines en maaimachines is geen T-rijbewijs nodig.
De internationale ISO organisatie heeft recent een amendement gepubliceerd welke van toepassing kan is op verschillende bestaande ISO managementsysteem normen.
Het amendement wordt geïntroduceerd als een actie ter ondersteuning van ISO’s London Declaration on Climate Change, waarin ISO organisaties zich ertoe verbinden bij te dragen aan de klimaatagenda door middel van hun normen en publicaties.
ISO stelt hiermee dat het voor alle bedrijven belangrijk is vast te stellen welke gevolgen klimaatverandering voor hen kan hebben en overwegingen hierover mee te nemen in het managementsysteem. Door deze verandering zullen auditoren, met onmiddellijke ingang ( 1 maart 2024), tijdens audits vragen hoe het bedrijf de risico’s van klimaatverandering overwogen heeft en of / hoe deze het managementsysteem beïnvloeden.
De geharmoniseerde wijziging bevat nieuwe tekst over klimaatverandering voor de volgende twee clausules:
De organisatie moet de externe en interne belangrijke punten (issues) vaststellen die relevant zijn voor haar doel en de strategische richting ervan en die haar vermogen beïnvloeden om het (de) beoogde resulta(a)t(en) van haar kwaliteitsmanagementsysteem te behalen.
Toegevoegde tekst: “De organisatie zal bepalen of klimaatverandering een relevant probleem is.”
Vanwege het effect of mogelijk effect op het vermogen van de organisatie om consequent producten en diensten te leveren die voldoen aan de eisen van de klant en de van toepassing zijnde eisen uit wet- en regelgeving moet de organisatie het volgende vaststellen:
De organisatie moet informatie over deze belanghebbenden en hun relevante eisen monitoren en beoordelen.
Toegevoegde tekst: “LET OP: Relevante geïnteresseerde partijen kunnen eisen hebben met betrekking tot klimaatverandering.”
De algemene bedoeling en vereisten van de clausules blijven ongewijzigd. Het vaststellen van zaken die voor uw organisatie relevant zijn, is al onderdeel van het managementsysteem.
ISO vereist dat de relevantie van de risico’s van klimaatverandering in overweging wordt genomen. Als er acties nodig zijn om relevante kwesties aan te pakken, moeten deze effectief worden gepland in het managementsysteem.
Dit is een beperkte wijziging en hiervoor is geen extra audittijd van de certificerende Instantie nodig. Ook zullen geen nieuwe certificaten worden uitgegeven vanwege deze gepubliceerde wijzigingen.
Hiermee voldoet u aan de nieuwe norm-eisen en belangrijker nog, kan voorkomen worden dat een extern risico een risico wordt voor de continuïteit van de organisatie.
Samen kunnen we een positieve bijdrage leveren aan het realiseren van Sustainable Development Goals.
De huidige Machinerichtlijn (2006/42/EG) maakt in Nederland deel uit van het Warenwetbesluit Machines. De nieuwe machineverordening wordt in deze richtlijn omgezet naar een Europese verordening en een aantal zaken wordt verduidelijkt en uitgebreid.
De huidige lijst van hoog risico machines (bijlage IV Machinerichtlijn) is 15 jaar oud; machines die geen hoog risico meer opleveren gaan van de lijst af en nieuwe machines met AI-toepassingen voor veiligheid (kunstmatige intelligentie) komen op de nieuwe lijst. Deze nieuwe regels gaan ook gelden voor kleine privévoertuigen en lichte elektrische voertuigen zoals elektrische steps en fietsen door het gevaar dat deze kunnen opleveren voor de gebruikers.
De huidige lijst van hoog risico machines met een verplichte conformiteitsbeoordeling door derden wordt in 2 delen gesplitst en geldt dan voor 6 categorieën machines. Voor de overige categorieën mogen fabrikanten er voor kiezen zelf een conformiteitsbeoordeling uit te voeren, of samen met een conformiteitsbeoordelingsinstantie. Zo vervallen onevenredig strenge eisen voor fabrikanten en blijft productveiligheid de basis.
Het blijft verplicht bij elk product basisinformatie over de veiligheid en beoogd gebruik te verstrekken, in de taal van het land waarin dit verkocht wordt en de taal van het land waarin het product beoordeeld is, meestal het land waarin geproduceerd is. Digitale gebruikshandleidingen mogen, met de komst van de nieuwe verordening, als standaard aangeboden worden. De beschikbaarheid van papieren documentatie bij een aankoop blijft als optie bestaan voor wie geen toegang heeft tot een digitaal exemplaar.
Vanaf de datum van inwerkingtreding hebben machinefabrikanten 42 maanden de tijd om hun productie van nieuwe machines aan te passen. Dit betekent dat de Machineverordening volledig van toepassing is vanaf januari 2027 en dan wordt de huidige machinerichtlijn ingetrokken.
Voor wie werkt met ISO normen: het overzicht wet- en regelgeving aanpassen en daarmee aantoonbaar de voorbereiding op het voldoen aan wet- en regelgeving in Ontwerp en Ontwikkeling in gang zetten.
Bron: Raad van de Europese Unie arbo-online.nl
Doordat de arbowet zich vooral richt op de relatie tussen werkgever en werknemer vallen de, nog maar beperkt uitgewerkte, bepalingen over omgevingsveiligheid buiten het Arbobesluit.
Deze veiligheidsregels voor de omgeving worden vastgelegd in bouwregelgeving, het Bouwbesluit en straks in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Hierdoor wordt de initiatiefnemer van een bouwwerk verplicht om ook na te denken over omgevingsveiligheid. De opvolging en bijsturing van het V&G plan is daarna een taak voor de nieuwe veiligheidscoördinator. Bij bouw- en sloopwerkzaamheden moet vanaf 1 januari 2024 een Veiligheidscoördinator Directe Omgeving zijn aangesteld wanneer uit de risicobeoordeling van de overheid blijkt dat de risico’s voor de omgeving aanvullende maatregelen vereisen.
Afhankelijk van de omvang en de risico’s van de bouw- of sloopwerkzaamheden wordt na invoering van de Omgevingswet door meerdere personen toezicht gehouden in de bouwfase:
In het Bbl is in de ontwerpfase van de bouw geen verplichting geregeld voor het aanstellen van een veiligheidscoördinator en het opstellen van een veiligheidsplan. Dat gebeurt pas in de bouw/uitvoeringsfase bij de melding/vergunningaanvraag en alleen als de risicomatrix dat aangeeft. Het Bbl biedt namelijk geen grondslag om een veiligheidscoördinator voor de ontwerpfase te regelen. Bij risicovolle projecten is het logisch dat al in de ontwerpfase wordt nagedacht over veiligheidsrisico’s voor de directe omgeving en hoe deze in het ontwerp kunnen worden beperkt. Restrisico’s zouden vervolgens in een veiligheidsplan moeten worden opgenomen. Het ligt daarom voor de hand dat de opdrachtgever, uit eigen belang, de risicobeoordeling voor de veiligheid in de directe omgeving, en het opstellen van een veiligheidsplan al in de ontwerpfase meeneemt.
Wat houdt de nieuwe rol precies in?
De veiligheidscoördinator directe omgeving is verantwoordelijk voor veiligheid en gezondheid in de directe omgeving van de bouwplaats tijdens de uitvoeringsfase bij zowel voor bouw- als sloopwerkzaamheden.
De bouw kent vanuit VCA en de SCL ook al een V&G-coördinator, zowel in de ontwerp- als uitvoeringsfase. Deze V&G of VGM taken hebben veel overlap met de veiligheidscoördinator directe omgeving. Het belangrijkste verschil is dat de V&G-coördinator zich voornamelijk richt op de veiligheid van werknemers en eventuele derden óp de bouwplaats. De nieuwe veiligheidscoördinator heeft echt alleen verantwoordelijkheid voor de omgevingsveiligheid, dus buiten het hek. (bron infoblad Ministerie van Binnenlandse zaken)
De rol van veiligheidscoördinator en die van V&G/ VGM-coördinator zijn goed te combineren en kunnen door dezelfde medewerker worden ingevuld. De taak van de veiligheidscoördinator is niet verenigbaar met die van de kwaliteitsborger.
Lees meer op:
https://open.overheid.nl/documenten/ronl-b21b2e4a-9209-46d3-bf0a-165db5d346b6/pdf
https://ondernemersplein.kvk.nl/veiligheidscoordinator-verplicht-bij-bouw-en-sloopwerkzaamheden/
https://ondernemersplein.kvk.nl/vg-plan-voor-bouwprojecten-opstellen/
Bedrijven moeten hierbij niet alleen gemotoriseerd vervoer registreren, maar ook de gefietste of te voet of afgelegde kilometers, ook ritjes met de elektrische fiets of het ov vanaf 2024.
Vliegreizen vallen dan weer niet onder de regel.
Uiterlijk 30 juni 2025 moet je de gevraagde gegevens over 2024 inleveren.
De regels gaan gelden voor:
In 2026 evalueert het ministerie van IenW de CO2-reductie die in 2024 en 2025 is behaald. Als organisaties goed op koers liggen, blijft het bij rapporteren.
Als het niet lukt, kan vanaf 2027 een wettelijke norm worden ingesteld waarmee slimmer en zuiniger reizen kan worden afgedwongen.
Lees meer op de websites van de overheid:
https://magazines.rijksoverheid.nl/ienw/werkenaanduurzamemobiliteit/2022/09/nieuwe-regelgeving
Home – Co2-Reductie mobiliteit (co2reductiemobiliteit.nl)
https://www.rvo.nl/onderwerpen/rapportage-wpm
https://ondernemersplein.kvk.nl/rapportage-over-verkeer-bij-meer-dan-100-werknemers/
Het is op dit moment voor een werkgever (nog) niet wettelijk verplicht een vertrouwenspersoon aan te stellen maar een vertrouwenspersoon is onmisbaar aan het worden binnen alle organisaties. De vertrouwenspersoon vormt een belangrijk onderdeel van goed werkgeverschap. Een vertrouwenspersoon is een vraagbaak voor medewerkers die te maken hebben met ongewenste omgangsvormen of integriteitsschendingen op het werk.
Met het aanstellen van vertrouwenspersonen versterken organisaties hun integriteit, zowel preventief als correctief. De vertrouwenspersoon moet daarom binnen de organisatie autonoom, vertrouwelijk en zorgvuldig kunnen functioneren. Het intern melden wordt hierdoor veiliger, gemakkelijker en effectiever. En dat is goed voor de hele organisatie.
Overal waar mensen samenkomen, kunnen er dingen gebeuren waar een vertrouwenspersoon voor nodig is. Meestal zijn het situaties waar mensen onderling prima uitkomen. Het wordt een probleem wanneer deze personen last hebben van de onenigheid of als het de algehele werksfeer te erg beïnvloedt. Zodra onoverkomelijke tegenstellingen langdurig blijven bestaan en personen zich persoonlijk belemmerd voelen of gefrustreerd raken, is er sprake van een arbeidsconflict.
Een arbeidsconflict is vaak complex. De direct betrokkenen hebben er het meest last van, maar de invloed van het conflict op de rest van de organisatie mag niet onbesproken blijven. Het is moeilijk om een conflict op te lossen en minstens zo ingewikkeld om een conflict voor te zijn.
Een vertrouwenspersoon is een autonoom aanspreekpunt waar iedereen in de organisatie terecht kan om onder vier ogen over situaties te spreken. Een vertrouwenspersoon kan luisteren zonder oordeel en zorgt ervoor dat de drempel om te praten is laag. De functie heeft alles te maken met vertrouwen, veiligheid, integriteit en geheimhouding. Zo kan een vertrouwenspersoon uitkomst bieden in een conflictsituatie door samen naar de oorzaak en een oplossing te kijken of het initiëren van een andere aanpak.
Een vertrouwenspersoon kan een werkgever hiervoor tools geven en leidinggevenden en bestuurders direct adviseren in een situatie van ongewenst gedrag of conflicten. De vertrouwenspersoon mag een extern deskundige zijn.
De werkgever is volgens de actuele Arbowet verplicht om beleid te voeren, binnen het algemene arbeidsomstandighedenbeleid, dat erop is gericht om psychosociale arbeidsbelasting te voorkomen of te beperken als dit een risico vormt binnen de organisatie. Het Arbobesluit werkt deze verplichting verder uit in afdeling 4, hoofdstuk 2, artikel 2.15 en verplicht werkgevers om de risico’s in kaart te brengen in een Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (Artikel 8 Arbowet). Maar ook de werknemers zelf dragen hiervoor medeverantwoordelijkheid. De werknemer is verplicht om naar zijn eigen vermogen zorg te dragen voor zijn eigen veiligheid en gezondheid en die van de andere betrokken personen (artikel 11 Arbowet).
Op 8 maart 2023 is een wetsvoorstel behandeld tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met het verplicht stellen van een vertrouwenspersoon. Het wetsvoorstel ziet de toegang tot een vertrouwenspersoon als een recht dat iedere werknemer zou moeten hebben, er zijn nu geen volwaardige alternatieven voor de vertrouwenspersoon. Door de zichtbaarheid van vertrouwenspersonen te benoemen kan de meldingsbereidheid vergroten. Iedere werknemer heeft recht op een sociaal veilige werkomgeving en krijgt een wettelijk recht op toegang tot een vertrouwenspersoon.
De Arbeids Inspectie beschouwt het als een onmisbaar element in het wettelijk verplichte arbobeleid. Met dit wetvoorstel krijgt de Arbeidsinspectie meer rugdekking bij het toezicht en de handhaving op de toegang tot een vertrouwenspersoon..
De initiatiefnemer van dit wetsvoorstel kiest ervoor een artikel inzake de vertrouwenspersoon toe te voegen aan de Arbowet. Het voorgestelde artikel 13a regelt ten eerste dat iedere werknemer zich kan wenden tot een vertrouwenspersoon. De werkgever heeft de plicht deze persoon intern of extern aan te wijzen. De ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging moet instemmen met de keuze van de vertrouwenspersoon en diens positionering alsmede met de verlenging en beëindiging van diens aanstelling.
Het wetsvoorstel regelt een aantal basistaken van de vertrouwenspersoon, te weten:
De vertrouwenspersoon moet een passende opleiding hebben gevolgd om zijn/haar taak naar behoren te kunnen vervullen. Verder regelt het wetsvoorstel de geheimhoudingsplicht van de vertrouwenspersoon. Met een wijziging van het artikel 7:670 van het Burgerlijk Wetboek wordt ten slotte geregeld dat vertrouwenspersonen, evenals de preventiemedewerker en leden van de medezeggenschap, ontslagbescherming genieten voor zover het hun functioneren als vertrouwenspersoon betreft.
Na akkoord over het wetvoorstel treedt deze wet in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
De verwachting is dat het wetsvoorstel ertoe zal leiden dat (nog) meer organisaties een vertrouwenspersoon zullen aanstellen. Dit zal daardoor bijdragen aan het terugdringen van escalatie bij ongewenst gedrag op de werkvloer en het creëren van een veilige werkomgeving voor alle werknemers.
Vanuit verschillende certificaties wordt een ondernemer als gewezen op conformiteit met wet- en regelgeving. In de meeste gevallen wordt bij bedrijven de vertrouwenspersoon genoemd in de personeelsinformatie, met eventueel een extern vertrouwenspersoon voor situaties waar de medewerker niet met de aangewezen persoon kan of durft te praten. Neem bij vragen over hoe dit binnen uw eigen managementsystemen op te nemen gerust contact met ons op.
De Gasketelwet is in het leven geroepen om de veiligheid van gasverbrandingsinstallaties, de CV ketels, te verbeteren en hierdoor het aantal koolmonoxide ongevallen te verminderen. Jaarlijks raken, naast bewoners, ook regelmatig monteurs gewond door een verhoogde concentratie koolmonoxide, met soms dodelijke slachtoffers. Dit was de aanleiding voor een wettelijk kader dat het aantal slachtoffers terug moet dringen.
De nieuwe wet houdt in dat alleen gecertificeerde bedrijven werkzaamheden mogen uitvoeren aan de gasverbrandingsinstallaties. Monteurs moeten nu in het bezit te zijn van een Bewijs van Vakmanschap CO. Werken zonder deze classificaties is verboden en strafbaar.
Voor de meeste bedrijven betekent dit dat naast goed opgeleide monteurs ook het bedrijf moet voldoen aan de wettelijk vastgelegde eisen. Hiervoor zijn 3 certificatieprocessen beschikbaar:
Voor collectieve rookgasafvoerkanalen, denk aan appartementsgebouwen (VvE), moet het installatie- en onderhoudsbedrijf beschikken over een BRL 6000-25 certificaat.
Alle installatiebedrijven en ZZP-monteurs moeten vanaf 1 april 2023 gecertificeerd zijn. Verrichten zij nu toch werkzaamheden aan gasverbrandingstoestellen zonder certificering, dan riskeren zij een hoge boete.
Daarnaast is het ook strafbaar voor particulieren / opdachtgevers om niet-gecertificeerde bedrijven en monteurs in te schakelen voor installatie, onderhoud en reparatie van cv-ketels. Controleer dus of de partij gecertificeerd is, voordat de werkzaamheden worden uitgevoerd.
Voor gedetailleerde informatie verwijzen wij naar de website van:
CO-certificering in 5 stappen (technieknederland.nl)
Alles over de nieuwe CO-certificering, verplicht vanaf 1 januari 2023 » Bouwwereld.nl
Stappenplan verplichte CO-certificering (Gasketelwet) (kiwa.com)
CO certificering Kiwa BRL K25000 Preventie Koolmonoxide
BRL K25000 Versie 1.2 (kiwa.com)
CO-certificering (installq.nl)